De oprichting
Op 10 juni 1934 zag de wielerclub “Buitenlust” het levenslicht op het binnenterrein van het zandbaantje aan de Bakelsedijk. De wielersport stond nog in haar kinderschoenen maar kende in de industriestad Helmond een grote belangstelling. Er waren twee wielerclubs de “Grande Vitesse”, die haar oorsprong vond in het café van Mina Spierings en de “Vroolijke Sportbroeders’: Deze laatste vereniging telde ook de roemrijke pistier Toon van den Bogaerd tot haar leden. Wrijvingen binnen deze vereniging waren er de oorzaak van dat de plannen voor een nieuwe wielerclub werden gesmeed. Toon van den Bogaerd was een jaar eerder met de actieve wedstrijdsport gestopt maar het sprak vanzelf dat hij zich met de wielersport bleef bemoeien. Het lag ook voor de hand dat de nieuwe vereniging de naam “Buitenlust” zou gaan dragen. Aan het begin van de dertiger jaren had Huub Tilburgs namelijk een zandbaan aangelegd achter het café van Dorus van Stiphout. Samen met Sjef Bombeeck kon hij deze zandbaan aanleggen met de hulp van talrijke werkelozen. Aanleiding was de tanende startgelegenheid van de Helmondse wielrenners. De 250 meter lange zandbaan kreeg de naam “Buitenlust” omdat ook café van Stiphout deze naam droeg. Ook actieve renners als Jan van Mierlo en Jan de Kimpe voelden wel wat voor het voorstel van Toon van den Bogaard en enkele dagen later, om precies te zijn op 16 juni 1934, vindt de officiële oprichting plaats van wielerclub “Buitenlust’”. Staande de vergadering gaf zich een 25-tal aanwezigen op als lid, terwijl Toon Dijsselbloem voorlopig als secretaris/penningmeester werd aangewezen. Het doel van de nieuwe club was om zoveel mogelijk te doen voor de wielersport en de jonge renners. Elke week zouden er trainingsritten werden gehouden op het zandbaantje. De contributie zou geheel aan de renners werden besteed. De eerste trainingsrit van de vereniging had plaats op woensdag 20 juni 1934.
De baansport
De baansport bloeide als nooit tevoren. Er werden op het zandbaant je in het zomerseizoen wekelijks wedstrijden verreden die honderden toeschouwers trokken. De baan zou na enkele jaren overgenomen en geëxploiteerd worden door Toon van den Bogaerd. Deze zou ook de eerste voorzitter worden die tijdens de eerste officiële vergadering op 15 oktober 1934 gekozen zou worden. Toon Dijsselbloem bleef het secretariaat behartigen, terwijl de latere voorzitter Piet Driessen schatbewaarder werd. De trainingsritten en activiteiten op de zandbaan werden ook door hen gecoördineerd. De streekrenners waren vooral op de zandbaan heer en meester. De baan bracht een nieuwe generatie renners die overal gevreesde tegenstanders werden. Harry van Doorne, Franske Tilburgs, Lambert Vereijken, Chrisje Peters,. Gerrit Swinkels, Jan Timmermans, Co Sanderse en Toon Gruijters waren “zandhazen”die in de verre omtrek bekend waren. De zandbaan zou na verloop van tijd overgaan in handen van de wielerclub, waar de voorzittershamer inmiddels was overgenomen door Piet Driessen. Toen de baan weer werd heropend waren het Jan de Kimpe en Jan van MierIo die onder het toeziende oog van 4000 enthousiaste wielersupporters de koppelwedstrijd wonnen. Oud-voorzitter Jan van MierIo kan zich neg als de dag van gisteren de zandbaanwedstrijden herinneren: ” In de zomer was er op de baan iedere woensdagavond koppelwedstrijd. Er waren heel kleine prijsjes te verdienen, want het bestuur ging dan rond met steunbonnen ter waarde van 5 cent. Aanvullende prijzen kregen ze van de “Werkmansvriend” een textielzaak. Zes keer per jaar werden op de baan echte wedstrijden verreden. Voorwedstrijden zoals een afvalrit, sprint, achtervolging gevolgd door de koppelwedstrijd voor nieuwelingen en amateurs. Bij de nieuwelingen was vijf gulden de eerste prijs voor het koppel, terwijl de winnende amateurs twaalf gulden kregen. Zelfs was er wel eens onvoldoende geld, maar dan was de kassa van bestuurder Jos van Bree, de sigarenman van het Tolpostplein, goed voor de aanvulling. Ook in de naaste omgeving van Helmond lagen nogal wat zandbaantjes, zodat de renners voldoende werk aan de winkel hadden. “Buitenlust” was ook betrokken bij de organisatie van deze populaire grasbaanwedstrijden in de regio. In baanvorm waren hiertoe vlaggen op een voetbalveld gezet. Men verleende organisatorische medewerking aan de grasbaanwedstrijden in Someren-Eind, Venraij en Lieshout. Helmond bezat nóg een baan: de houten wielerbaan van Hannes de Greef aan de Mierloseweg. Deze was met zijn houten latjes in de rijrichting één van de snelste van Europa. Er werden hier in de crisisjaren grote programma’s gedraaid met profs als Piet van Kempen,Jan Pijnenburg, Frans Slaats,Cor Wals en de Duitser Ungetum. De baan zat meestal propvol: 2500 toeschouwers binnen het sfeervolle “ kuipke” waren geen uitzondering. De snelle houten baan was door Cas Verbeek tegen houthandel Raaijmakers aan gebouwd op moerassige ondergrond. Daardoor was er veel onderhoud nodig aan de baan. Dit was voor eigenaar Hannes de Greef aanleiding om een cementlaag aan te brengen. Hierdoor werd echter aan snelheid ingeboet, waardoor de animo van rennerszijde ook terug liep. De legendarische baan is in de oorlogsjaren gesloopt voor brandhout.
De wielerbaan van Hannes de Greef aan de
Mierloseweg.
Het wedstrijdverbod
De wegrensport was in de dertiger jaren sterk aan banden gehouden door het landsbestuur. Ze bood ook geen levensmogelijkheden aan de coureurs, die vooral op het baanwerk aangewezen waren. De toenmalige regering gaf slechts tien vergunningen af voor wegwedstrijden in ons land. Daarom fietste men regelmatig bij onze zuiderburen. De latere voorzitter Jan van Mierlo was één van hen: “Eerst op zondagmorgen naar het Vissersmeisje in de Paterskerk en dan meteen door op de fiets naar België. Met een paar kwartjes op zak. We hadden er vaak al honderd kilometer opzitten als we aan de koers begonnen. Als we prijs reden moesten we ’s avonds in het donker weer naar huis fietsen. De premies en prijzen waren er goed. Soms konden we zelfs een weekgeld aan prijzen en premies meenemen.” In eigen land moest men het anders aanpakken. De zogenaamde trainingsritten,die ook, ,Buitenlust” in die jaren organiseerde.waren echter verkapte wedstrijden. Harrie van Gog was in 1937 één van de deelnemers aan de zomercompetitie: “We reden een ronde over Bakel, Milheeze,de Rips,Gemert, Bakel en Helmond. Omdat er een eindstreep was voor café “Dennelucht” was het een wedstrijd. En het kwam regelmatig voor dat een agent dwars over de weg een stopteken gaf. Je mocht in die tijd zelfs niet met blote benen fietsen. Je reed toen vaak met een lange onderbroek.” Ondanks de tegenwerking van de overheid steeg het aantal deelnemende renners aan de trainingsritten. Naast een zomercompetitie was er ook een serie wedstrijden op de weg in de winterperiode . Behalve als er sneeuw lag, terwijl de kou geen beletsel was. Bekende wegrenners uit Helmond waren Toon Joosten, Wim Cornelissen,Jan Gruijters,Jan van de Biggelaar,terwijl Franske Tilburgs,Lambert Vereijken en Jan van Mierlo ook op de weg uitstekend uit de voeten konden. Renners met karakter ook, omdat het in de crisisjaren bepaald niet gemakkelijk was om een racefiets aan te schaffen. Er was moeilijk aan geld te komen. Allerlei lapmiddeltjes zoals ijsco venten, pakjes wegbrengen en extra overwerk moesten toen bij de jongeren de harde duiten bij elkaar brengen. En klapte er weer eens een tube dan moest er eerst veertien dagen gewerkt worden, voor men weer kon fietsen. Dat de renners in die tijd gehard werden blijkt uit de zestig kilometer helse tocht over Bakel, Overloon, Venraij en Deurne die ook gedurende strenge winterdagen verreden werd als zogenaamde trainingsrit. In die ritten wemelde het ook van de baanrenners, die de trainingsritten ideaal vonden om hun conditie op peil te houden. Vanaf 1937 werden er door “Buitenlust” ook clubkampioenschappen verreden. Het wegkampioenschap bestond uit vier onderdelen: korte afstand(35 km), lange afstand (120 km), tijdrace(40 km) en sprint(100 meter). De eerste kampioen was Lambert Vereijken, die in 1938 werd opgevolgd door Jan van Mierlo. Een jaar later, toen “Buitenlust’ ‘haar eerste lustrum zou vieren, strooide de mobilisatie roet in het eten. Jan van Mierlo en Jan de Kimpe werden voor militaire dienst opgeroepen, zodat bij gebrek aan ook andere deelnemers niet alle ritten verreden konden worden. Het wedstrijdverbod zou indirect aanleiding zijn voor het terugbrengen van het aantal bestuursleden naar drie. Een bericht in de krant van 8 oktober 1937 spreekt hierover boekdelen:
“Naar wij vernemen zijn het bestuur en alle leden van de Helmondsche wielerclub Buitenlust gedagvaard om donderdag voor den Kantonrechter te verschijnen wegens het houden en het deelnemen aan een wegwedstrijd. Zoals men weet zijn in ons land wegwedstrijden taboe, althans op rijks- en provinciale wegen, de ronde en criteria welke hier en daar plaats hebben gaan over gemeentewegen. Om hun leden het racen op de weg toch te verschaffen houden de meeste wielerclubs zgn. trainingsritten in onderling verband waaraan echter ook niet-leden soms kunnen deelnemen. De officier van Justitie in Roermond schijnt thans de wielerclubs het genoegen niet te gunnen daar hij tegen bestuur en leden van Buitenlust proces-verbaal heeft laten opmaken.”
De bestuursleden zouden bestraft worden met een boete van vijf gulden. Om de clubkas niet te zeer te belasten besloot men vervolgens het aantal bestuursleden terug te brengen. Men diende overigens toch te gaan bezuinigen omdat men het boekjaar met een saldo van f 44, – had afgesloten. Na een busreis naar Valkenburg zou de penningmeester dan met een schone lei kunnen beginnen. In 1937 wordt het bezit van een hometrainer in de jaarstukken als iets unieks omschreven. Het zouden er drie worden waarmee wedstrijden werden georganiseerd in Den Bosch, Weert en Mierlo-Hout. Ze werden uitgeleend aan het ontspanningscomité van het leger en zouden nooit meer worden terug gezien.
De 24-uursritten
Op 7 juli ziet de toeristenafdeling van “Buitenlust” het levenslicht. Sinds die dag nam de vereniging de naam “Ren en Toeristen Club “Buitenlust” aan. Na enkele toertochten gingen de gedachten van het bestuur in dat jaar uit naar een evenement waarover nog jaren later gesproken zou worden. Met het wedstrijdverbod voor ogen kwam de eerste 24-uursrit tot stand. De eerste rit werd een groot succes. Meer dan tweehonderd enthousiaste fietsers vertrokken op zaterdag 19 juni 1937 onder barre weersomstandigheden. Het waren er minder dan zich in de veertien inschrijfbureaus hadden gemeld. Men kon zich ook in laten schrijven voor de 24-uursrit in België en Duitsland. Ook de Nederlandse Spoorwegen deed een duit in het zakje door de deelnemers 2 gulden reductie aan te bieden. Om het fietsende legioen over de grote rivieren te brengen werden er speciale ponten in de vaart genomen. De route liep vanuit Brabant richting Utrecht, en vervolgens via Gelderland en Limburg weer terug naar Helmond. De geestelijkheid had erop aangedrongen dat er onderweg ook een eucharistieviering in het programma zou worden opgenomen. Tijdens de feestelijke intocht in Helmond stonden duizenden na deze eersteling langs de kant. Een primeur voor ons land was de reclamekaravaan die de rit begeleidde. De eerste tocht was een groot succes zoals een deelnemer in de krant schreef: “Een wel haast sprookjesachtig gezicht was het toen men de stad ’s-Hertogenbosch had verlaten en de vele lichten der fietsen nu eerst tot hun recht kwamen. Het leek alsof er zich een straal licht langs de weg bewoog.” De initiatiefnemers van de tocht Toon Dijsselbloem, Piet Driessen en Jos van Bree begonnen na het succes van de eerste 24-uursrit direct met de voorbereidingen voor de editie in 1938. Met 500 deelnemers trok men op 2 en 3 juli in een file van drie kilometer door ons land. Met de deelname van enkele sportieve studenten van de universiteit van Oxford kon men de rit internationaal noemen. Ook ditmaal was het weer bij vlagen erg slecht. Bij de doorkomsten in de grote steden had de organisatie extra gezorgd voor de deelnemers: in Breda kregen ze bij de Kwattafabriek een reep chocolade, in Utrecht was een cafetaria voor één nacht open en kon men de mis bijwonen in de kerk. Na driehonderd kilometer kwam de karavaan op de Markt aan, waar tienduizenden de fietsers zouden verwelkomen. In zaal Atgier vond de prijsuitreiking plaats. Daar werd het een gezellige en plezierige drukte. Een jaar later zou de derde en ook laatste 24-uursrit verreden worden. Ze was gepland in het eerste weekend van juli, maar door het bar slechte weer moest de rit op advies van burgemeester Moons worden uitgesteld. Het regende en bliksemde dat het een lieve lust was. Enkele weken later kwamen de regendruppels ook weer omlaag tijdens de start. Maar het weer werd beter en via Eindhoven, Roermond, Heerlen, Sittard en Venlo bereikte men de Markt in Helmond. De 24-uursritten droegen in grote mate bij tot het promoten van textielstad Helmond. Maar juist toen ze tot een traditie leek uit te groeien brak de oorlog uit en legde alle acties lam. “Buitenlust” had nog maar zeven fietsende leden, terwijl het bestuur met man en macht had gewerkt aan ledenwerving. In 1939 kwam het waterschap de Aa met plannen ter verbetering van de rivier de Aa. Deze werd dwars door de zandbaan van “Buitenlust” gelegd, zodat er een einde kwam aan de Helmondse baanactiviteiten. De grote wereldbrand kwam, waardoor “Buitenlust” haar activiteiten noodgedwongen stil legde.
De start van de 24-Uursrit