Tijdens de oorlog werden de verenigingen door de Duitsers verboden of men moest lid worden van de “Kultuurkamer.” Mede door een gebrek aan materiaal bestond “Buitenlust” direct na de oorlog alleen in naam. Maar de vriendschapsbanden tussen bestuurders en leden bleven behouden. Buitenlust bestond nog. Een klein beetje sudderend op een laag pitje, maar het vuur brandde nog. De koppen werden weer bij elkaar gestoken en in 1947 namen Jan van Mierlo, Jan van Bree en Jan de Kimpe het initiatief om weer trainingsritten te gaan houden,
Er werd gestart met een koers tweemaal heen en terug naar Aarle-Rixtel op gewone fietsen. Fietsen die de oorlog overleefd hadden en waarop zelfs de vroegere bestuursleden meefietsten. De start en finish lagen bij houthandel Clerkx. De wielersport bracht het publiek weer vertier. “Buitenlust” kwam weer tevoorschijn, springlevend en onbeschadigd. De “oude” garde had zich ten doel gesteld door de trainingsritten jonge talenten mee te trekken. Na enkele maanden werd de animo van de jongeren zo groot dat de bestuursleden hun fietsen weer aan de kant konden zetten. Op dinsdag 27 juni 1947 werd er een eerste algemene ledenvergadering, na een onderbreking van acht jaar, gehouden in zaal Atgier.
De nieuwbakken voorzitter Theo van de Reek maakte de plannen bekend: “Buitenlust acht thans de tijd rijp om de wielersport hier ter stede tot nieuwe bloei te brengen. Ze heeft voor de naaste toekomst heel wat op haar programma staan, zowel wat de wielrensport betreft, als wat het wielertoerisme aangaat. Voor de renners een competitie en vaardigheidsritten op de weg en voor de toeristen een prestatierit.” Vijf wielrenners meldden zich als lid bij het bestuur aan. Besloten werd de contributie voor jongeren op vijftien cent per week te brengen,terwijl de ouderen 25 cent in de clubkas stopten.
De eerste wedstrijden
De wielersport in Helmond was niet dood. Zij beleefde met de sintelbaanraces op het Kolping-terrein een algemene herrijzenis. De gelijknamige voetbalvereniging had namelijk samen met oud-renner Louis van Schijndel het idee geopperd om een wedstrijd te houden op de sintelbaan. Ruim 2000 kijkers genoten van een felle strijd. “Vinnige spanningsvolle en dus tot en met aantrekkelijke strijd, gestreden, met een verbetenheid als ware er titels te veroveren. Publieke belangstelling die,gelet op de omstandigheden,een verrassing was van het aangename soort en last but not least, een medeleven langs de baan alsof het welzijn van heel Helmond op het spel stond. Zie daar de kenmerken van ’n wielerwedstrijd, voor het eerst na een tiental jaren op ’n Helmondse baan verreden,”schreef penneridder Paul Kuijpers in zijn sportverslag. De finale van die eerste koppelwedstrijd was een ware apotheose.
Dat er na hevig tumult, ook van de zijde van het publiek, twee winnende koppels werden aangewezen mocht de pret niet drukken. “Behalve vinnige duels tussen de renners, kregen we ook nog enkele fraaie salto mortales te zien en mochten we bovendien, voor die paar kwartjes, ook nog wat kolengruis mee naar huis nemen. Met een beetje meer propaganda wordt het volgende keer een volle bak.” Het banenimperium was in de oorlogsjaren afgebroken en kende ook van rennerszijde een tanende belangstelling. Het accent kwam meer en meer op de weg te liggen. Ook al omdat de vroeger steeds afwerende overheid, na de Duitse overheersing, toe moest geven aan de wensen van de wielerclubs. De wegsport werd op gang gedreven met talrijke criteria voor amateurs.
De Oranjeronde
“Buitenlust” hield in de zomermaanden van 1947 haar trainingsritten langs de Zuid-Willemsvaart. Ze was er als de kippen bij toen het Oranjecomité het voorstel deed een wielerronde te organiseren. Na de bevrijding werden er in vrijwel iedere buurt feesten georganiseerd op straat. “Buitenlust” haakte hierop in met het plaatselijke Oranjecomité. Op 30 augustus was de eerste “Tour d’ Helmonde”, in de volksmond de Oranjeronde, een feit. Men had van de gemeentelijke instanties de beschikking gekregen over het 1 kilometer lange parkoers Markt, Kerkstraat, Zuid-Koninginnewal. De finish was op de “Wal.” Ook hier weer een grote schare kijklustigen. Aan de Oranjeronde kon iedereen deelnemen. Zowel licentiehouders op racefietsen als trimmers en toeristen op gewone fietsen. Het zal dan ook geen bevreemding wekken dat er ruim honderdvijftig deelnemers waren.
Jan van MierIo was een van de dienstdoende juryleden tijdens die eerste Helmondse wielerronde: “De renners die achteraan waren gestart waren bij de tweede doorkomst al gedubbeld. Omdat we gewoon op straat stonden noteerden we enkel de achterblijvers. We zouden de winnaar pas kennen toen er in de finale een renner tussen de achterblijvers zat die we nog niet eerder hadden genoteerd.” Er kwamen protesten bij de vleet, maar ook het 20.000 koppige publiek was de overwinning van Tiny Cuyten niet ontgaan. De destijds populaire voetballer van H.V.V. Derison ontglipte de overwinning. Als proloog werd een wedstrijd voor senioren verreden. “Mannen,met of bijna met pensioen, niet langer denkend aan hun huishouden, stelden ronden lang hun kostbaar leven in de waagschaal op de Helmondse kasseien, maar tot hun eer moet worden gezegd, dat zij de haarspeldbochten namen met onnavolgbare zwier. Ook het gerucht,als zou een niet nader te bepalen coureur de wedstrijd hebben moeten staken, daar zijn snor verward zat in zijn wiel, moet volkomen als uit de lucht gegrepen worden beschouwd. Idem het verhaal, als zou de alleroudste deelnemer de koers eerst omstreeks middernacht geëindigd hebben. Integendeel het tempo was behoorlijk straf,” kon men daags na de “Tour d’Helmonde” in de nabeschouwing lezen. De clubkas van de vereniging, bij de hernieuwde start bodemloos, kreeg een fikse bijdrage. Het “Centraal Oranjecomité” overhandigde het bestuur een donatie van vijftig harde guldens. Een jaar later zou de “Oranjeronde” op Koninginnedag voor de tweede maal verreden worden. Ook nu weer een massale belangstelling op de Markt. Toon Joosten, de “Buitenlustrenner met de meeste dienstjaren op de racefiets” herinnert zich nog een opmerkelijk voorval tijdens de ronde in ’49: “In de bocht bij de vismarkt was het spekglad. Ik ging onderuit en moest een andere fiets pakken van onze Tiny. Er was van tevoren afgeroepen dat een renner die een ronde achter was af moest stappen. Hoe konden ze dat nou doen? Als een renner het peloton dubbelde zou iedereen dan uit koers moeten? Nee… Toon die reed door. Op een gegeven moment komt daar een agent de weg opgelopen die mij van de fiets wilde trekken. En het volk lachen, dat begrijp je wel. Afijn, ik heb de wedstrijd toch uitgereden maar geen prijs gehad… Wel een hoop commentaar.” Bij de deelnemers op de racefietsen won Harrie Maas uit Geldrop die een ronde op zijn naaste concurrenten uitliep. De “Oranjerondes” zouden tot een niet meer weg te denken traditie uitgroeien, waar vooral de streekrenners een uitstekende gelegenheid kregen om zich voor eigen publiek te tonen. In het begin van de zestiger jaren werd de laatste “Oranjeronde” verreden. Een koers vol legenden verdween van het toneel. Maar “Buitenlust” organiseerde meer.
Een nieuwe generatie coureurs
Bekende streekrenners die op het einde van de veertiger jaren in de criteria voorin te vinden waren: Jan van de Biggelaar, Wim Dielissen, Piet van der Linden, Willy van de Laar , Sjeng Timmermans, Henk en Jopie Kuijpers, Tonny Stommels, Toon Endevoets, Frans van der Heijden en Harrie van Eemeren. Piet van der Linden behaalde in 1947 als nieuweling aan de lopende band overwinningen. Twee jaar later zou hij vijf jaar lang zijn successen als amateur voortzetten. In zijn betrekkelijk korte wielerloopbaan stond hij bekend om zijn vlijmscherpe eindsprint. Van de vijftig koersen die hij in deze periode reed haalde hij gemiddeld een derde plaats. Hij zou na zijn wielercarrière, 24 jaar oud, naar Australië emigreren, maar keerde toch weer terug in de wielerstad Helmond. Wim Dielissen, zoon van een jachtopziener, ontdekte in Beek en Donk waar zijn vader een nieuwe standplaats had gevonden dat hij op de fiets harder kon rijden dan veel andere jongens van zijn leeftijd. Dat was in 1947 toen hij al 21 jaar was. Hij fietste onderweg iedereen voorbij, pikte aan tijdens trainingstochten van de Beek en Donkse fietsenmaker van den Biggelaar en Louis van Schijndel. Hij werd door de “wielermicrobe”gegrepen. Wim Dielissen begon met succes in “wilde” koersen uit te komen, verzamelde worsten en hammen, kwam in de kringen van Vitesse (Beek en Donk) en Buitenlust terecht om tenslotte in 1948 zijn eerste amateur-licentie aan te vragen. Twee jaar later werd hij al gehuldigd als amateurkampioen van ons land en won hij de ronde van Limburg. Drie jaar later nam hij als eerstejaars prof deel aan de “Tour de France”. Door de naweeën van een rugblessure na een val kwam hij in de tijdrit buiten de tijdslimiet binnen. Hij zou zijn wielerloopbaan als onafhankelijke afsluiten.
Sint Jozefheil
“Buitenlust” beleefde vette jaren tussen 1947 en 1955. Dit kwam mede door het succesvolle verloop van de wielerrondes ten bate van Sint-Jozefheil in Bakel. Een sanatorium voor tuberculosepatiënten uit de omgeving. Tuberculose was een gevreesde ziekte in die tijd, die vooral kinderen besmette. Na de Tweede Wereldoorlog was het aantal tuberculosepatiënten door de slechte leefomstandigheden van de bevolking in oorlogstijd gestegen. De stichting Sint Jozef besloot in 1945 tot het bouwen van een sanatorium, met 180 bedden, in de bossen van Bakel. Boeren uit de gemeenten Bakel en Milheeze boden aan gratis het grondwerk te doen, terwijl arbeiders extra overwerkten voor het kindersanatorium. De gemeente Bakel gaf voor zegge en schrijven honderd gulden diverse hectaren grond. Vele industriëlen schonken fikse bedragen, terwijl ook vele verenigingen activiteiten ontplooiden om het sanatorium van de grond te krijgen. De hele bevolking stond als éen man achter het initiatief. Binnen “Buitenlust” bestond na de oorlogsjaren al het plan om een profcriterium te organiseren. Men stuitte daarbij op verschillende moeilijkheden, waarvan de financiële wel de voornaamste waren. Toen enkele notabelen uit Helmond dit konden oplossen werd het comité “Ronde van Helmond” opgericht. Doel was niet alleen om geld binnen te krijgen voor Jozefheil, maar ook om door middel van een lage entreeprijs de Helmondse bevolking een sportief vakantiegenoegen te bieden. Beschermheer Berry van der Lande was de voorzitter van het organisatiecomité, terwijl ook industrieel en oud-coureur Bernard Bezemer deel uit maakte van het comité. De technische leiding van deze profrondes was in handen van “Buitenlust.” De eerste ronde voor Sint-Jozefheil was een feit op 15 augustus 1948. Burgemeester Moons in zijn voorwoord: “Dat de ronde van Helmond een sportevenement van de eerste orde zal worden, daar zijn allen van overtuigd, die er kennis van hebben kunnen nemen met welk enthousiasme de plannen worden toegejuicht die door de organisatoren, welke deze taak volkomen is toevertrouwd, worden voorbereid.” Het parkoers, gevormd door de Warandelaan, Mauritslaan, Kromme Steenweg en Mierloseweg voldeed niet geheel aan de verwachtingen. De eerste ronde was echter zowel sportief als financieel een succes. Hoewel de vaderlandse criteria na het Tourcircus week in week uit draaiden werd er door de heren beroepsrenners,onder aanvoering van Theo Middelkamp,de Luxemburger Goldschmidt en Gerrit Schulte , felle strijd geleverd. Voor “le fou pedalant” Schulte zou deze profronde een speciale betekenis krijgen. Hij won ze namelijk allemaal, op één na. De enige keer dat Bossche Gerrit niet gehuldigd werd, was te wijten aan een valpartij. Na afloop van die eerste profronde in ’48, gadegeslagen door 15.000 toeschouwers, stroomden de bijdragen in grote hoeveelheden naar de kas voor Jozefheil. “Buitenlust” die de werkers leverde, ontving na afloop een donatie van de organisatoren. Er bleef gedurende negen jaar een goede verstandhouding tussen comité en club. De profronde voor Jozefheil werd de “bloem” van de nationale wielerwereld.