Foto
Foto
Foto

TOER DUR LIERUP

2 mei 2019


Naast het presenteren van wielerwedstrijden ben ik vanaf mijn prille jeugd ook druk bezig geweest met het organiseren van wielerrondes. Dat begon al op negenjarige leeftijd met de organisatie van de “Toer dur Lierup”. Een schooljeugdmeerdaagse op gewone fietsen in het kerkdorp waar ik ben opgegroeid. Voor tientallen jongens en meisjes betekende de deelname ook een opstap naar het echte wielrennen. Het was niet het eerste doel maar hieruit zijn ook latere nationale kampioenen tevoorschijn gekomen. Binnen de wielerorganisaties in Lierop was ik wel de jongen (en later man) van het draaiboek. Ook toen we met een aantal enthousiaste wielervrienden de Dr Pepper Race, Dr Foots Race, Meeùs Race en tenslotte de Rabo Koepel Race organiseerden. De “Toer dur Lierup” bleef ook toen mijn broer Harrie de organisatie overnam mijn aandacht houden. Die heeft het stokje jaren geleden overgegeven aan Sylvia en Frans Sijbers (ook familie) die het sportieve erfgoed van Lierop bleven bewaren. In 2014 werd de 50e (!) uitgave van de “Toer” verreden. Ter gelegenheid hiervan werd in beperkte oplage een jubileumboek gepresenteerd met de herinneringen van oud-deelnemers en organisatiemedewerkers. Hieronder zijn de Toerherinneringen van mijn naaste familieleden geplaatst. De rest volgt binnenkort. Vorig jaar werd de “Toer dur Lierup” voor het eerst afgelast door het extreem warme weer en dit jaar is de Coronacrisis spelbreker. Hopelijk kunnen we in de toekomst weer genieten van “onze” Toer…

(Foto: Op vrijdagavond 4 juli 2014 mocht mijn vader het jubileumboek “50 jaar Toer dur Lierup” als eerste in ontvangst nemen. Op de foto zijn eveneens mijn moeder en mijn neef Frans Sijbers te herkennen)

DE TOERHERINNERING VAN RIEN VAN HORIK

In 1965 moet de eerste uitgave verreden zijn volgens de vergeelde papieren die ik al die jaren in een schoenendoos heb bewaard. Ik zou toen 9 jaar jong moeten zijn geweest. Ik heb altijd mijn twijfels gehad over het precieze jaar van aanvang van de start van de “Toer dur Lierup” maar de tekening van de wielrennershoofden en de naam van de meerdaagse staan op dat vel papier. Dat we helemaal in de ban raakten van de wielersport kwam door mijn ooms (van moederskant) in Someren die toen trouwe supporters waren van Jan Spetgens. De latere kampioen van Nederland waarover we in het bondsblad “Wielersport” ook artikelen lazen. In de toen kinderrijke buurt van de Lijestraat en de Hogeweg hielden we in de zomermaanden wedstrijdjes rond “Januske” van Eijk, die destijds nog in de Wertstraat woonde. Later bleek toch dat het nooit “rond” Januskes geweest kon zijn. Maar de route liep wel vóór zijn ouderlijk huis langs. Ook als we als jongens op onze gewone fietsen “klassiekers” rond ons dorp reden waren er altijd flink wat deelnemers. De jongens die als eerste na een dergelijke marathonrit binnen kwamen konden meteen aan het werk. Mee gaan jureren. Een groot gedeelte van de huidige lokale omloop van onze plaatselijke Meeùs Race was het “klassieker” parkoers van toen. De eindstreep trokken we met krijt en rugnummers hadden we nog niet. Van een gele trui werden de mouwen afgeknipt zodat het nog enigszins leek op een gele trui uit de Tour de France.

Op de zwart-wit televisie volgden we toen al de grote wielerkoersen (in samenvatting) op de Vlaamse TV. Boeken vol stalen van behangpapier plakten we vol knipsels of we schreven over toekomstige koersen. De eerste winnaar die bekend is was onze toenmalige buurjongen Ad Maas, die in 1967 won. Andere winnaars in die jaren zestig en zeventig waren respectievelijk Gerard Geutjens, Martien Joosten, ikzelf (vreemd omdat ik ook als jury fungeerde), Engelbert van Horik (klopte 4 jaar oudere deelnemers), Karel van Moorsel en de “buitenlander” Marcel Versteegden en Jos van Bommel. In die jaren kreeg de “Toer dur Lierup” min of meer een officieel karakter. Het was mijn broer Engelbert (nu Bart) van Horik die de eerste aanzet gaf tot die “officiële” status. Er was ook voor het eerst geluid via de buurjongens van Maas die in een band speelden en de nodige apparatuur hadden. Voor mijzelf betekende dat een eerste voorzichtige aanzet tot wat later een “passie”werd. Het omroepen bij wielerwedstrijden.

Organiseren en omroepen deden we liever dan fietsen. Ook bij de wielerkoersen in de regio waar we met de broers naar toe fietsten luisterde ik vooral naar de toenmalige spraakwaterval Cor Wijdenes aan de micro. Samen met mijn broers Bart en Harrie hebben we toen contact gezocht met de werkgroep “Jeugdvakantiewerk” en op maandag 11 juli 1977 kon de “Toer dur Lierup” voor het eerst op een afgesloten parkoers verreden worden. Het zou in de Lijestraat, vóór ons ouderlijk huis, steeds meer een dorpsfeest worden. Samen met de KPJ kwam er al snel een stratenloop, maar ook de fietsende trimmers kwamen hun opwachting maken. Maar het bleef vooral gaan om de jeugd. Elk jaar kwamen er meer deelnemers en in die begintijd ook steeds meer “drinkers”. Het is elk jaar weer een gezellige week waar héél Lierop voor op de been is. Er kwamen ook andere omlijstingactiviteiten zoals de motorcrossers en het springkussen. In de loop der jaren hebben vele plaatselijke wielrenners hun eerste voorzichtige schreden op het wielerpad in de “Toer dur Lierup” gezet.

In 1979 hebben we (samen met mijn oom Mies Sijbers, oud-renner Henk van Seggelen en andere wielersupporters) de supportersclub “Lieropse Renners” opgericht. Engelbert was inmiddels gaan wielrennen (met succes!) en ook mijn broers Michel en Mark vroegen een licentie aan. Met de oprichting van de supporters kwamen er ook wedstrijden onder de vlag van de KNWU in ons kerkdorp. In de periode waarin we naast een bestuursfunctie binnen de supportersclub ook deel uitmaakten van het bestuur van de regionale wielerclub Buitenlust volgden we ook een KNWU-jurycursus . Daardoor stonden we in het begin van de jaren tachtig ook bij officiële wedstrijden aan de micro. Als onderwijzer hadden we een lange zomervakantie die vooral in het teken stond van de wielersport. De eerste week van de zomervakantie was traditioneel ingeruimd voor de “Toer dur Lierup”. Het aantal deelnemers was hier steeds verder uitgebreid. Maar dàt niet alleen. Ook het aantal vrijwilligers dat zich inzette voor de schooljeugd.

De laatste jaren is de belangstelling van de kant van de (jonge) kinderen zeker niet dalende. Vooral de oudere jeugd laat het afweten. De inspanningen gaan hen tè ver. Naast véél gelukkige momenten zijn er in die kwart eeuw natuurlijk ook minder plezierige dingen gebeurd. Wat te denken van die “kamikaze” coureur die bijna een lantaarnpaal omver reed. Maar de gelukkige momenten overheersen. De huisvaders van nu die toen breed lachend op het erepodium stonden te zwaaien met de bloemen. In haar historie heeft de “Toer dur Lierup” de parkoersen met start en finish in de Lijestraat en in de wijk de “Renkant”  gekend. Het parkoers in de Lijestraat werd verruild toen de nieuwe wijk de “Renkant” steeds meer jonge gezinnen telde. Dat betekende (eerst met start en finish in de Schutterstraat) dat we weer terecht kwamen in de buurt van ons geboortehuis. Jarenlang heb ik ook daar aan de micro gestaan tijdens de “Toer dur Lierup”. Niet elk jaar omdat we door onze wielerpassie het omroepen tijdens wielerkoersen en vakantiereizen er niet altijd bij konden zijn.

DE TOERHERINNERING VAN HARRIE VAN HORIK

50 Jaar Toer dur Lierup, 50 jaar een deel van mijn leven

We staan vlak voor 50e Toer dur Lierup. Vijftig jaar ben ik betrokken bij dit festijn. Als deelnemer, als jurylid, als wedstrijdleider, als hangkont, als organisator. De Toer dur Lierup duurt maar vier dagen, maar vult wel een groot deel van mijn leven. Het begon allemaal in 1965. En alleen maar omdat er ergens een briefje lag met de uitslag van dat jaar hebben we dat jaar als beginjaar genomen. Winnaar was Ad Maas, niet echt een veelwinnaar.

Wij, de Van Horiken van de Lijestraat, waren gek van wielrennen. Hoe dat kwam? Een paar ooms van moederskant waren supporter van de beste wielrenner ooit; Jan Spetgens uit Someren. We mochten geregeld mee naar wedstrijden in de regio en ver daarbuiten (Overloon) en voor ons gevoel won Jan altijd. Dat word je alleen maar fanatieker. Bij ons thuis in de kamer hingen vier kleurenfoto’s: eentje van Paus Pius met dat lelijke brilletje, Paus Johannes (die leek veel op opa Van Horik en die haalden we dan ook wel door elkaar) Eddy Merckx (de beste ooit) en Jan de Spet. Dat geeft zo beetje weer wie ons moeder en wie wij belangrijk vonden in het leven. We hadden toentertijd een kleine zwartwit-tv, een afdankertje van buurvrouw Mien Geutjens. Hoogtepunt van de hete zomervakanties was de live-tv-uitzending van de Tour de France. We luisterden liever naar verslaggever Fred Debruyne dan naar Fred Racké, ook wel Fred Raket genoemd. Het waren de tijden van Gerben Karstens, Jan Janssen, Jos van der Vleuten, Peter Post, Huub Zilverberg, Cees Haast, Wim Schepers en andere kleppers. Na de uitzending sprongen we op de fiets om deze renners na te bootsen. En zo ontstonden er vanzelf wedstrijdjes. Gerard Geutjens zorgde voor de prijzen want die had altijd wel ergens afgedankt speelgoed liggen – een kapot treintje, een kaduke spoorrails – of gewoon een nieuw weggeefspeeltje. Wij waren meer belust op zijn singletjes maar die gaf hij niet weg. Na het fietsen bleef het bij wielrennen; met de overbuurjongens van Van Bussel speelden wij het legendarische Tour de France-spel. En als we dan naar bed gejenst waren, bekeken we de kauwgomplaatjes met daarop foto’s van bekende en minder bekende wielrenners. De namen zijn nog steeds in ons hoofd gegrift: Michel van Aerde, Lode Troonbeeckx, Tuur Decabooter, Georges van Coningsloo, Willy Vannitsen, Gilbert Desmet I, Gilbert Desmet II, Armand Desmet, Walter Boucquet, Willy Planckaert, Jos Huijsmans. Victor van Schil. Ik weet de namen nog altijd precies juist te spellen. En zelfs nog van de nog oudere kauwgomplaatjes: Roger Hassenforder, André Darrigade, Jean Graczyk, Jean Forestier, Roger Mahé. Na een nachtje dromen over wielrennen gingen we de dag daarna weer vrolijk verder met de wielersport. Zo gauw we buiten waren, stonden die van Van Bussel en Gerard Geutjens om ons heen en maakten we plannen voor de mooie zomerdag. Ooit moet iemand geroepen hebben; ‘We gaan rondjes langs Januske van Eijk rijden’. Januske was de enige jongen die, aan de overkant van de Lijestraat, in De Wertstraat woonde. Straatnamen zeiden ons kennelijk niks, want we reden altijd ‘langs Januske van Eijk’. Ook de andere buurtjongens werden aangespoord om mee te doen; in de Lijestraat die van Harrie Maas, die van Van de Waarsenburg, de Van Bussels (Jantje van Eijk was te klein en nog niet zindelijk) en klein Peterke Maas. Aan de andere kant van de Lijestraat was wielrennen niet zo populair. Ik kan me niet herinneren dat de Verbernes, Hochstenbachen en de Maasen ooit hebben meegedaan. Met Geert Verberne, Harrie Gubbels en de Van Seggelens hield het wel op aan die andere zijde. De buurt werd groter gemaakt toen we ook Jan en Ton Bekx en Toon Maas van de Offermansstraat toelieten en ze zover kregen om deel te nemen aan de wielerwedstrijdjes. Richting Hogeweg konden we rekenen op Erik, Tonneke en Jos Aarts, Karel, Frans en Angel van Moorsel en Martien en Theo Joosten. Of Wiljo Schmitz ooit heeft meegedaan, dat kan ik mij niet herinneren. Zijn vader was wel een fervente supporter, want die hing de hele dag gebogen over de stroomkast naar de straat te kijken. Naar de voorbijrijdende coureurs in spe (of naar de vrachtwagens op de E3).

Meiden mochten niet meedoen. Francien van Eijk was te mooi, die van Joosten en Aarts hadden al borsten. Karin Maas hield niet van fietsen en datzelfde gold voor Annet en Gerrie Koenders en Miriam van Eijk. De durskes van Nard en Frieda zag je maar zelden als wij aan het fietsen waren. Kennelijk geen interesse in ons beulswerk. Die vijf meiden van Gubbels hadden misschien wel mee willen doen, maar niemand die er ooit aan heeft gedacht om die te vragen. Gedane zaken nemen geen keer. De meiden van Van Horik en Van Bussel mochten niet starten, want stel dat ze harder reden dan de jongens … En soms hadden we de fiets van die zussen gewoon nodig omdat die van ons kapot was.

Januske van Eijk mocht wel starten ook al was hij wat ouder dan de rest. Omdat hij een valhelm droeg mocht hij alleen ‘buiten mededinging’ deelnemen. Een valhelm dragen, dat was niet eerlijk tegenover de andere coureurs. Die waren allang blij dat ze een fatsoenlijke fiets hadden. Eentje met een kromgebogen stuur, een doortrapper (een fiets zonder rem: remmen deed je met de hakken van je schoen of je sprong van je fiets af, die je dan in de sloot liet belanden). En had je geen fiets (omdat Wim van Bussel en Martien van Horik het repareren van de fietsen niet konden bijbenen) dan pakte je die van je vader. Was het zadel te hoog of kon je niet met je benen over de stang, dan fietste je gewoon met je benen tussen de drie stangen. Harrie en Aad van Bussel plachten dat nogal eens te doen. Dat die niet meer hebben gebroken dan Sies Hurkmans is een raadsel. Dan de wedstrijden. Het kwam wel eens voor dat wij jongelui twintig rondjes langs Januske van Eijk reden. Toch goed voor zo’n 25 kilometer. Het is zelfs gebeurd dat we veertig rondjes reden. Vijftig kilometer lang reden we stenen uit de grond. Geen afzettingen, geen voorrijwagen, geen water. En het, gelukkig maar weinige, verkeer reed gewoon het peloton voorbij of tegemoet.

Natuurlijk waren er ook valpartijen. Zeker als de groenteboer met zijn wagen ineens stilstond in de straat. De drie Mienen (Van Horik, Van Bussel, Geutjens) liepen met hun bloemkolen zomaar de straat op zonder op of om te kijken. Je lag er voordat je het wist. Maar dan was daar de zon. Een dag met je kapotte knie onder de rode bol zitten en dan kwam er al snel een mooie korst op de wonde. De volgende dag starten we, bepleisterd en al, gewoon in de volgende etappe. En dat kon net zo goed een klimkoers zijn op het viaduct bij ‘t Voortje als een marathonwedstrijd. Zo gebeurde het dat Martien Joosten vanaf de start demarreerde. Die pakken we straks wel terug als zijn motortje leeg is, zo dacht het hele pak. Van de Hogeweg (start en finish waar nu Verstappen woont), Groenebeemdweg, Broekkant, Winkelstraat, Veldweg (daar waren we nog nooit geweest), Lungendonk (zo kom nog eens ergens), Herselseweg, Steemertseweg, Laan ten Boomen, Heesvenstraat, Otterdijkseweg, Otterdijk, Kromvenweg (daar woonden de Van de Ven’s, ook vaste deelnemers in de beginjaren), Slievenstraat, Houtbroekdijk, Hoijserstraat, recreatieroute, De Wertstraat  (Januske) en Hogeweg. We hebben Martien de hele dag niet meer gezien. Hij stond gewassen en gekleed aan de finish en beweerde dat hij allang binnen was. Hij had gewonnen, zo vertelde hij. Tot op de dag van vandaag weet niemand of hij wel het juiste parkoers heeft afgelegd. Die wedstrijd was wel 40 kilometer lang.

Bijna niemand had in die tijd een auto en van afstanden hadden we dan ook geen benul. Hoe kan het anders dat we met een zestal buurtjongens zomaar op en neer fietsten naar het Belgische Zichem om daar de Witte te zien? We vertrokken vroeg in de ochtend en kwamen daags daarna in de ochtend weer terug. We hadden er bijna 200 km opzitten. De jongste was 8 (Aad) op een kinderfiets en de oudste 14, op een fiets met drie versnellingen. Gekkenwerk. Dat geval met Martien Joosten mocht niet meer gebeuren en daarom moest er een jury komen. Zoals bij het echte wielrennen.

Omdat onze Rien eerder kon speaken dan fietsen werd hij jurylid annex speaker en samen met prijzenschenker Gerard Geutjens werd er voortaan een nette uitslag opgemaakt. Na verloop van tijd werd het Rondje langs Januske van Eijk de Toer dur Lierup genoemd. Peter, Ad, Jan en Henk Maas waren inmiddels naar verre oorden aan de Rulakker verhuisd. Jan, Huub en Harrie van Horik van ome Jan waren hun vervangers. Maar niet gevreesd, die reden geen deuk in een pakje boter. Engelbert van Horik zette er zijn eerste schreden als wielrenner en won menigmaal. Op een gegeven moment kwamen er rare snoeshanen opdagen. Marcel Versteegden uit Lieshout (notabene op een echte renfiets, wat denkt ie wel) en Jos van Bommel uit Bakel kwamen, keken en wonnen. We beperkten de Toer dur Lierup maar gauw tot het eigen volk. Voortaan mochten alleen autochtonen deelnemen of je moest familie zijn van een van de deelnemers. En zo gebeurde het dat Pascal van Bussel op vakantie ging bij ome Jan van Bussel en dat de zonen van Henk van Seggelen ineens Lieroppenaren werden. Ook de Van Horiken, die buiten Lierop woonden, werden liefdevol opgevangen in buurtschap de Lijestraat. Er heeft ooit eens een neger deelgenomen aan de Toer dur Lierup. Waar die familie van was, wist niemand. De Toer dur Lierup werd steeds meer een happening. Het eerste geluid kwam van de Einstein-brothers Frank, Peter en Henk Hanssen, die samen een geluidsbox hadden gebouwd. Een microfoon in een gat, en ja hoor we hoorden een brulaap. Microfonist Rien van Horik was vertrokken, zou d’n Bels zeggen. Stropakken werden tegen de lantaarns gezet als ware het een Formule 1-race. Een start- en finishdoek maakte het helemaal af. Dranghekken hielden het volk van de straat. Het was de periode van de grote pelotons. Met 14-, 15- en zelfs 16-jarigen op de deelnemerslijsten. Het waren er veel van de leeftijd van onze Mies. Iedereen deed mee en er werd flink strijd geleverd. Aangevuurd door de fanatieke supporters werd er gefietst als volleerde profwielrenners. Demarrage op demarrage, een surplace tussendoor, linkeballen en dan er weer vandoor. En dat allemaal om de premies te vangen die werden uitgeloofd voor de eerste drie in de volgende ronde. De vaders langs de kant schreeuwden om het hardst en lieten het geld rinkelen. Een knaak voor de eerst aankomende, een gulden voor de tweede en twee kwartjes voor de derde.

Na de wedstrijden bleven de vaders meestal hangen in de Lijestraat. Overbuurman Thomas Meulendijks haalde nog wat stropakken voor de dag en wie zat die zat. Wim van Bussel, Martien van Horik, Jan van Eijk, Thomas (Tommes) zelf, Albert Hurkmans, Wim Smits, Wim Lemmen, Piet Jacobs, Martien Verberne, Theo van Brussel, Martien de Groot, en vele anderen zetten een fles bier aan de mond, lieten hun kinderen begaan en maakten er een mooie avond van. En die zat was, was zat. En zo gingen de jaren voorbij.

Nieuwe generaties wielrenners en hangkonten meldden zich aan. Namen, die we niet zo snel meer vergeten, zijn (en niet alleen omdat ze hard konden fietsen): Twan van Brussel, Geert Verberne, Heinz, Marcel en Leon van der Schouw, Dirk-Jan Oomen, Maarten de Groot (die heeft nog steeds het tijdritrecord voor het Rondje langs Januske van Eijk), Pietje Jacobs, de Somerense clan de Sonnemansen, Peter Verstappen, de Boerekampjes, Patrick en Davy van Seggelen, natuurlijk onze Mark en Savié, de Filippini’s Jos, Toon, Geert en Chris (hadden in navolging van vader Chris beter kunnen gaan fietsen dan voetballen), Bas Verstappen en natuurlijk Ton en Hans van Brussel. Die laatste reed in een volle sprint tegen een lantaarnpaal op. Die beelden staan nog op mijn netvlies.

Omdat het gezeik in en vooral naast onze wc-pot ons moeder allemaal te veel werd en omdat ons moeder ook wel eens naar haar kinderen en kleinkinderen wilde gaan kijken, werd besloten om het circus Toer dur Lierup te verhuizen van de Lijestraat naar de Schutterstraat, waar het huis van tante Jaan gebruikt werd als permanence en als toilet. De Lijestraat was niet langer meer kroostrijk. In De Renkant woonden veel meer kinderen. De verhuizing heeft de Toer dur Lierup goed gedaan. Na tante Jaan werd Huize Versteegden aan de Bruiseldonk en omgeving de stek waar de TDL vier dagen lang mocht verblijven. Een welkome bijkomstigheid was ook dat Sylvia Sijbers in de buurt woonde. Een vrouw, die het merendeel van het organisatiewerk voor de Toer dur Lierup, voor haar rekening neemt. Je leest overal Van Horik, Van Horik, Van Horik, maar het is toch vooral Sylvia die ervoor gezorgd heeft dat de Toer dur Lierup de vijftig jaren heeft gehaald. En dat mag ook wel eens vermeld worden.

Organisatie Toer dur Lierup

Is het moeilijk een Toer dur Lierup te organiseren? Het antwoord van Harrie van Horik is nee en dat komt uiteraard omdat je van alles en iedereen alle medewerking krijgt. Het begint met de vergunning. Al meer dan twintig jaar gebruik ik dezelfde brief. Je hoeft alleen het jaartal te veranderen en het juiste jaar van de TDL. Een keer ging ik in de fout en sloeg ik een jaar over. Zo kom je sneller aan de vijftig, moet ik gedacht hebben. Ik ben ook wel eens te laat geweest met de aanvrage. Dan moet je gewoon de dagtekening op twee weken eerder zetten en daarna de PTT de schuld geven dat ze de brief enkele weken hebben laten liggen. Een vergunning krijg ik altijd want de gemeente Someren werkt prima mee.

Het parkoers. Die verandert alleen als je met het hele circus verhuist. Het begon in de Lijestraat. Daarna gingen we naar de Schutterstraat. We zijn nu pas aan de derde locatie bezig; de Bruiseldonk. En ook vanuit deze buurt krijgen we alle medewerking.

Het geluid. Na de Hanssen-boys kwam Frans Neervens in beeld die namens de buurt een geluidsset beheerde. Later werd het allemaal professioneler toen Peter Meulendijks met zijn AVS het geluid regelde. Eén telefoontje is voldoende.  Hetzelfde als in andere jaren? Ja en dat geldt ook voor de prijs. Het enige wat er veranderde dat zijn de geluidsdragers. Eerst een cassettebandje, daarna de cd, en nu een USB-stick of laptop. Peter blijft op de laatste avond hangen. Een traditie.

De financiën. De Belangengroep Lierop is vanaf het begin van haar bestaan onze grootste sponsor. De Toer dur Lierup valt namelijk onder het Jeugdvakantiewerk en daar is geld voor vrijgemaakt. Zowel onder het voorzitterschap van Martien Kusters als van Ferd Raaijmakers werd de subsidie soepel geregeld. Het is zelfs eens voorgekomen dat het geld was overgemaakt voordat ik het gevraagd had.

Het vaantje. De herinneringsvaantjes worden al bijna dertig jaar gemaakt door de onvolprezen Jan van de Vrande die ze ook al dertig jaar op de dag van de eerste etappe klaar heeft liggen. Jan is wel door al zijn kleuren heen.

De leidersshirts. Die worden gesponsord door de Rabobank en dat doen ze al tientallen jaren. De klassementsleider krijgt een wit shirt. En die mogen ze natuurlijk houden.

De bekers. Een vaste leverancier hebben we niet. Om de zoveel jaren komen er nieuwe modellen en ze zijn altijd even mooi. Sylvia Sijbers zoekt ze uit.

De prijzen. Die kochten we vroeger met flinke korting bij Wim Welten. Nu gaan we naar de landelijke ketens. Ieder kind gaat met een prijs naar huis. Prijzen worden ook al jaren geschonken door de Regiobank. Antoon van den Eijnden en zijn zonen dragen de Toer dur Lierup een warm hart toe.

De speaker. Dat is meestal Rien van Horik. De laatste jaren was er soms een vervanger: Mark Sanders, René Manders, Frans Sijbers, Boyke Joosten. Zonder speaker geen Toer dur Lierup, dat is duidelijk.

De jury. Vraag Henk en Bernadette van Seggelen maar. Op die twee doen we al jaren een beroep. En nooit tevergeefs. Maar er zijn er meer (geweest): Ad van Grootel, Tijn Swinkels, Rien Welten, Patrick van Seggelen, Hubert Emans, Leo van Berlo, Johan van de Hoogenhoff, Dennis Joppe, Boyke Joosten, Twan Meeuws en zijn twee zoonsYouri en Martijn, Dyonne Dekkers, Marloes Manders, Lana Verberne, Marius Verberne, René Manders, Frans, Koen en Bart Sijbers en vele anderen.

De inschrijving en verzorging. Sylvia Sijbers regelt haar zaakjes netjes en kreeg (en krijgt) hulp van Marij van den Elsen, Doretti van Horik, Loes Dekkers, Marloes Manders, Dyonne Dekkers, Lana Verberne, Maartje van den Elsen en vele anderen.

De jurybus. Begonnen werd met een platte wagen, waarop ook wel eens plaatsgemaakt moest worden voor een playbackoptreden. De bus van MAC Lierop was een flinke verbetering. Daarna volgde de oplegger van Van Kessel Olie uit Milheeze. Tegenwoordig heeft TSC Solo een eigen jurybus.

De voorrijwagen. Dat was er meestal eentje van Verstappen. Eerst met Rien achter het stuur en daarna met zoon Bas. De laatste jaren willen ook Ad en Ton de Groot wel eens het stuur overnemen.

Het start- en finishdoek. Die gingen we in de beginjaren gewoon ophalen en terugbrengen bij de Rabobank aan de Somerenseweg. Tijdsduur vijf minuten. Toen de bank verdween, kwam de Rabobank in Someren in beeld. Het ophalen van zo’n doek gaat nu zo: aanmelden bij de bank, half uur wachten op iemand, met die iemand ga je in een hokje en praat je een half uur over waar het doek voor gebruikt wordt, dan praat die iemand via de telefoon met iemand op het hoofdkantoor in Utrecht, die leg ik ook een half uur lang uit wat de bedoeling is. Twee dagen later kan ik het doek ophalen. Vorig jaar heb ik twee start- en finishdoeken opgehaald. Een doek heb ik, zonder iets te melden, op de toonbank bij de receptioniste gelegd. Het tweede doek ben ik kwijtgeraakt …

De EHBO. De EHBO’er van dienst is meestal Bas Kievit. Bas heeft vele Lieropse jongens en meisjes behangen met doek en pleisters. Erge ongelukken zijn er in die 25 jaar niet gebeurd. Een kapotte knie of arm, daar bleef het bij. Ik kan me niet herinneren dat er iemand iets gebroken heeft. Behalve dan Hans van Brussel toen die lantaarnpaal in een volle spurt ineens voor hem opdoemde.

De stratenloop. Een vast onderdeel van de Toer dur Lierup, die meestal geregeld wordt door dokter Ferd Raaijmakers. Ferd spoort anderen aan om mee te doen. Soms lopen er leden van atletiekvereniging ’t Jasper Sport mee en die winnen dan ook. Een bos bloemen krijgen ze. De beker is voor de eerste Lieroppenaar. Een paar keer is er een skeelerwedstrijd gehouden. Skeelers zijn inmiddels verdwenen uit het straatbeeld en daarmee ook de wedstrijd.

De ijscowagen. Het ijs kwam in den beginne van Henny Vaes (of is het Saes). Weer of geen weer, tijdens een avond krijgen de deelnemers een ijsje.

Chips. Het was Mien Hendrikx die met het idee kwam om chips te schenken. SPAR Verhoeven doet nu hetzelfde.

Springkussen. Op de laatste dag staat er een springkussen. Die was in de eerste jaren van Heesbeen. De laatste jaren zorgt Wim Jacobs voor het springkussen en de suikerspin. Sponsor sinds jaar en dag is Johan Loomans. “Hoi Johan, zou je ook dit jaar voor de Toer dur … Ja, is goed, regel maar met Wim’’.

MAC Lierop. Iedere woensdag (derde etappe) komt er iemand van MAC Lierop vertellen over de eerstvolgende cross (GrandPrix). In de eerste jaren waren dat Wim Smits en Albert Hurkmans. Nu komen Stefan Adriaans of Ton de Groot. De motorcoureurs geven een demonstratie weg en daar zit het publiek duidelijk op te wachten.

Buitenlust. De jeugdrenners van RTC Buitenlust presenteren zich – vooral met de Lieropse en Somerense licentiehouders – voor het publiek. Als ze daarna een wedstrijdje houden, zie je wel dat echte wielrenners veel harder rijden.

De loterij. Er worden ieder jaar loten verkocht met als prijs een kinderfiets. Het beste jaar was het jaar dat de winnaar zich niet meldde. Dan heb je meteen een smak geld binnen. De man, die steeds de meeste loten kocht, heeft de fiets drie keer gewonnen: de betreurde Erik (Driek) Aarts.

De hapjes. De familie Bekx woonde op de hoek Bruiseldonk-Luitenakker en dat kwam goed uit. Gaby Bekx heeft een frietpan en daar kunnen snacks in gebakken worden. Dat heeft ze ook vaak gedaan op de slotavond van de Toer dur Lierup. De laatste jaren komen de snacks uit de grote frietpan van ’t Jagershuis.

Tafels en stoelen. Die kwamen jarenlang uit het gildenhuis op schietterrein De Roovere en daarna uit de kantine van SV Lierop. Tegenwoordig huren we die netjes bij TopParty van Inie en Erik Hesius.

De ereronde. Louis van Seggelen komt geregeld met zijn fraaie auto op de laatste dag van de Toer dur Lierup naar Lierop. De winnaars mogen dan mee voor een ereronde langs het publiek.

De mensen die nooit naar huis gaan. Op de laatste avond van de Toer dur Lierop wordt alles nog eens geëvalueerd en gladgestreken daar waar het ergens fout is gelopen. Het zijn in de afgelopen vijftig jaar wel steeds dezelfde families die blijven hangen. Het begon met de vaders, daarna de zonen en nu de kleinzonen. Het is duidelijk geen vrouwenkransje.

De werkers. De werkers zijn de belangrijkste mensen bij de organisatie van de Toer dur Lierup. In de beginjaren was het vooral de familie Van Horik die de handen uit de mouwen stak. Met Martien voorop. Wim van Bussel liep zich uit de naad voor de TDL. Op Mies Sijbers kon je altijd rekenen. René van den Elsen fungeerde vaak als chauffeur. Bij het opbouwen zagen we en zien we Marcel Versteegden, René Manders, Frans en Sylvia Sijbers, Marius Verberne en Twan Meeuws en hun kinderen.

Hun kinderen. Het zijn ook hun kinderen die mij het gevoel geven dat de Toer dur Lierup, in welke vorm dan ook, zal blijven bestaan.

Lierop is een wielerdorp. Dat hebben we duidelijk te danken aan de Toer dur Lierup. Er is geen enkel dorp in onze regio die zoveel wielrenners heeft voortgebracht. En sommigen met veel succes.

De Dr. Pepperrace, de Footsrace, de Meeusrace, de vele cyclocrosswedstrijden en Koepelrondes van Lierop; die waren er allemaal niet geweest als die paar snotneuzen vijftig jaar geleden niet op hun krakkemikkige fietskes waren gestapt om rondjes langs Januske van Eijk te gaan rijden. Wij hebben er nu allemaal nog veel plezier van.

Iedereen bedankt voor die mooie wielerjaren.

Harrie van Horik

DE TOERHERINNERING VAN BART VAN HORIK

Toerherinnering van Bart (Engelbert) van Horik

De fiets

De fiets loopt als een rode draad door mijn leven. In de zestiger jaren reden we in ons dorp (het mooie Lierop) wedstrijdjes op gewone fietsen. Als zesjarige moest ik al op mijn doortrapper jongens van twaalf proberen bij te houden. Toen bleek ik al talent te hebben om hard te fietsen. Vrijwel iedereen uit Lierop heeft wel eens bij ons in de straat de Tour dur Lierup gereden. Vele kilometers hebben we in de vakanties in en rond Lierop gefietst. Ik zelf was winnaar in 1971 en kreeg ik al vroeg het idee om wielrenner te worden.

Op mijn eerste communie kreeg ik een racestuur en deze zette ik op mijn fiets (Vulkaan) en voelde ik me al een echte wielrenner. Samen met mijn twee oudste broers fietsten we in die tijd naar elke wedstrijd in de buurt. Zelfs tot in West-Brabant waren we te vinden en kwamen we ooit ’s nachts thuis. In de zesde klas (nu groep 8) kreeg ik zoveel geld (100 gulden) voor mijn plechtige communie dat ik mijn eerste racefiets kon kopen. Maar doordat het voetballen me ook goed afging en ik naar de Mavo moest werd het fietsen op een laag pitje gezet.

In de derde klas besloot ik toch wielrenner te worden en door het steken van asperges kon ik mijn tweede fiets (Gitane) kopen. Het duurde nog een half jaar voordat ik mijn eerste licentie aanvroeg en ik lid ben geworden van de Helmondse wielerclub Buitenlust.

Als zestienjarige reed ik mijn eerste wedstrijden bij de nieuwelingen en dat ging toch niet zo goed als ik gehoopt had. Trainers waren er in die tijd niet maar via wielerboeken probeerde ik alles over het wielrennen te leren.

Ondertussen haalde ik mijn Mavo-diploma en ging ik naar de Grafische School in Eindhoven waar ik de opleiding RTO ging volgen. Op die school viel ik regelmatig in slaap tijdens de lessen, zo moe was ik dan. Ik had dan ook weinig rust. Ik ging met de fiets naar Eindhoven (twintig kilometer heen en twintig terug) en daarna ging ik nog enkele uren trainen. Dan was er ook nog het huiswerk, soms tot midden in de nacht. Ik reed bij de junioren (17-18) en dat ging steeds beter. Nog geen overwinning maar ik reed mijn prijsjes en was een aanvallende renner.

Dit viel op bij een sponsor uit Den Haag en in mijn tweede schooljaar in Eindhoven ging ik voor De Markthof-Rogelli bij de amateurs rijden. Fiets en kleding kreeg ik van de sponsor en ook premies voor behaalde prijzen. Dat jaar stond ik al enkele malen op het podium en werd diverse malen naar buitenlandse wedstrijden gestuurd. Daarvoor moest ik steeds toestemming vragen aan de directeur en hij zei dat ik die kans moest grijpen. Maar daardoor ging het op school niet al te best en moest ik het tweede jaar overdoen.

Het derde jaar op school ging ik nog meer naar het buitenland (reed ook voor de nationale ploeg in Luxemburg en Duitsland). Daardoor ging het nog slechter op school en bleef ik weer zitten en werd mij geadviseerd om de school te verlaten. Dus ging ik maar werken. Na twee weken werken won ik mijn eerste wedstrijd in België. Een profcarrière zat er niet in omdat ik door mijn werk ’s avonds moest trainen. Vijf jaar heb ik bij Haerkens gewerkt en ondertussen bij verschillende sponsors gereden waaronder R&B Glas en toch wel wat wedstrijden gewonnen. Ook ging ik nog regelmatig naar het buitenland (o.a. Oostenrijk en Spanje).

Na van bedrijf te zijn veranderd ging het fietsen steeds slechter doordat ik veel moest overwerken en in 1986 besloot ik halverwege het wielerseizoen te stoppen. Mijn lijf kon echter niet tegen het niet sporten. Allerlei kwaaltjes kwamen tevoorschijn en ik besloot na een jaar maar te gaan hardlopen. Na enkele maanden trainen liep ik al een halve marathon wat weer leidde tot een peesblessure. Mijn hoofd wilde wel maar mijn benen niet en dan gaat het vaak mis.

In 1989 schreef ik me in voor een kwart triathlon. Maar een nadeel van die sport is dat je moet kunnen zwemmen en dat kon ik helemaal niet! ’s Winters begonnen met les in een zwemschool en in augustus meegedaan aan de triathlon. Ik kon alleen maar de schoolslag en kwam dan ook als laatste uit het water. Door mijn verleden als wielrenner haalde ik nog veel atleten in. Een jaar later deed ik samen met enkele collega’s een kwart triathlon in Nuenen en daar kwam ik als vijfde laatste uit het water en kon ik weer gaan inhalen. Ik besloot daarom om deze sport ook niet meer te beoefenen.

Door de drukte op mijn werk kwam ik weer niet veel aan sporten toe. Alleen in het weekend ging ik wel wat fietsen want dat kon nog wel.

Mijn jongste zoon Martijn wilde met acht jaar gaan wielrennen bij Buitenlust. Mijn neefje Savié was inmiddels al begonnen en mijn oudste zoon Yorick kon daar niet bij achterblijven. Mij werd meteen gevraagd om trainer te worden. Dus een jaar cursus gevolgd als trainer. Een jaar daarna werd ik jeugdcoördinator van Buitenlust en vervolgens drie jaar trainer/begeleider van de nieuwelingen/junioren. ’s Winters gaf ik eenmaal per week spinningles.

Ondertussen was ik nog voorzitter van de Supportersclub Lieropse Renners en zat ik in de organisatie van de Meeùs Race. Ook heb ik nog een sportmassagecursus gevolgd. Ook op het werk kwam de fiets ook nog voorbij en heb ik meerdere malen programmaboekjes gemaakt (NK en Olympia’s Tour, Meeùs Race, Kersenronde) en heb diverse wielerkleding ontworpen.

Nu probeer ik nog twee tot driemaal te fietsen en dat hoop ik nog lang te doen. De fiets loopt als een rode draad door mijn leven en het begon allemaal met de Tour dur Lierup!

Bart van Horik

DE TOERHERINNERING VAN MARIJKE VAN HORIK

Toerherinnering van Marijke van de Elsen-van Horik

De Toer dur  Lierup is voor mij elk jaar een happening. Al zoveel jaar help ik er mee. Weet niet hoeveel maar heeeeel  lang….Gezellige avonden, altijd stressen om er op tijd te zijn. Maar ben er wel…gezellig ook voor de kinderen maar zeker ook voor ons als volwassenen. Ik heb toch altijd het gevoel dat de Toer dur Lierup iets van ons is / was. Het is altijd een mooi gezicht als er kinderen bij je komen en die dan gaan zeggen dat ze gaan winnen en dan vervolgens achteraan binnen te komen met een grote “big smile” op hun gezichtjes. Daar doe je het allemaal voor!

DE TOERHERINNERING VAN MICHEL VAN HORIK

Toerherinnering van Michel van Horik

Als je besmet wordt geraakt met wielrennen op jonge leeftijd door de broers van je moeder en op latere leeftijd het wielergebeuren je niet meer loslaat. Tja, dan komt het wielervirus bij ons dus niet alleen door de Toer dur Lierup. Al had ik het er in het begin wel moeilijk mee dat ik op te jonge leeftijd niet mee mocht doen.

Ik mocht wel mee doen tot aan Sterksel. Dan begonnen de ouderen te versnellen zodat de kleintjes niet meer konden volgen. Pffff.. daar stond je dan met je doortrappertje op de weg die je niet kende. Wat was ik blij dat ze er een plaatselijke Toer dur Lierup van maakten in 1976 ? De eerste afgesloten ronde met start en finish in de Lijestraat (lees rondje Januske van Eijk). Eerste ene zekere van Bommel, tweede Marcel Versteegden (allebei niet uit Lierop) en derde jazeker ikke zelf.

Het jaar erop werd het georganiseerd met een echte gele trui. Dus trainen, trainen en nog eens trainen. Ik weet nog als de dag van gisteren dat we een week vóór de Toer dur Lierup gingen trainen met veel jongens die eigenlijk nog niet snapten wat kop over kop overnemen was. Of ze wilden ze het bewust niet snappen?

Daar reden we dan langs de E-3. Allemaal volle bak en de eerste zou naar rechts gaan (omdat de wind zo stond) en achter aansluiten. Ik zat lekker in het wiel van ene Gerard van Bussel die óf me niet moest omdat ik beter was of hij snapte het hele wielrennen niet ?? Dus hij op kop en ik in het wiel. En in plaats van naar rechts ging hij dus naar links. Dus patsboem! Daar lag ik: knie open en schouderpijn. En met mijn vader naar de dokter in Someren-Eind. De knie was open tot aan de botten en het eerste wat hij zei: “Zo jongen, dat wordt een paar weken met de beentjes omhoog!” En dat net één week voor mijn laatste Toer dur Lierup. Maar gelukkig dat de zon scheen. Dus lekker een paar dagen met het open wondje in de zon.

Op maandag begon de Toer dur Lierup en na een paar dagen niet gefietst te hebben toch maar even proberen of het ging: “ Poeh poeh de korsten sprongen zo van mijn huid af.” Maar ja ben “nie vur niks nun muk”. Dus doorgaan en en paar dagen pijn lijden en bloed zien. In de eerste etappe had Twan van Brussel pech ( en ja hij was beter). Dus volle bak rijden en het eerste gele truitje ging mee naar huis.

Verder weet ik er niet veel meer van. Alleen de laatste etappe weer wel. Weer Gerard van Bussel in de hoofdrol. Even vragen aan hem hoeveel rondes we nog moesten en volgens hem nog één! Dus echt niet…….de laatste meters begon hij te sprinten!  Ik dacht: “ Wanne gek maar het was niet zo want hij won !! Ik heb hem later dan ook nooit meer ergens naar gevraagd.

Maar toch won ik de Toer dur Lierup en mocht wielrenner worden net als onze Bart. Dat hield wel in dat ik meer moest trainen en minder buikoefeningen kon en mocht gaan doen. En dus werd het een feit dat ik nooit meer mocht mee doen met de Toer van mijn broer……..maar wel als supporter aanwezig was van ons Patje de driftkop die later Nederlands kampioen werd en heel goed kon toveren met kwartjes ??

Later in het jaar 1992 heb ik nog stiekum mee gedaan maar niemand snapte toen hoe het kinderfietsen in elkaar steekt. Zoon Savié deed mee met de 4- jarigen Hij snapte wel dat hij niet de kinderen moest volgen maar zijn vader die over het voetpad fietste. Hoe harder ik reed hoe meer afstand hij nam van de tegenstanders. En ja hoor! Weer een van Horik op het hoogste schavot. Hij was vier maar ook hij was dooe het wielervirus besmet.

Op zijn negende in 1997 deed ook hij voor de laatste keer mee. Ondanks dat hij niet won werd ook hij een echte wielrenner. Al was het niet de bedoeling op dat moment. Ik reed zijspancross en hij wou wielrenner worden. Dus de afspraak was: als jij wint jongen mag jij gaan fietsen en verkoop ik al de crossspullen. Hij won dus de wedstrijd niet maar won het wel van mij. Ik heb nog nooit zoveel tranen gezien bij een van Horik toen hij zei : “Papa, nou mag ik zeker geen wielrenner worden.”

Dus ook hij begon met wielrennen en echt mensen: dit had ik niet willen missen. De NK’s, het WK en alle buitenlandse wedstrijden. Hij was beter dan zijn vader. Maar dan ook alleen maar in wielrennen hé! Dus voor alle duidelijkheid: de meeste wielrenners worden geboren met het wielervirus of besmet met de Toer dur Lierup!

Een ding is zeker al is het een meisje of een jongen. Later zal ik ook als opa langs de lijn staan van de Toer dur Lierup. Of bij het NK of WK om me helemaal lam te schreeuwen naar mijn kleinkinderen. Die dan denken: opa doe eens normaal…denk ik….

Met vriendelijke wielergroeten,

Michel van Horik,

één van de vijf besmette broers.

DE TOERHERINNERING VAN MARK VAN HORIK

Toerherinnering van Mark van Horik

Wat ik nog van de Tour dur Lierup weet zijn de volgende dingen.

Omdat mijn broers dit regelden was ik natuurlijk als klein jongetje trots dat dat bij ons voor de deur was. Eén week per jaar kwamen de Lieropse kinderen bij ons thuis de wc bevuilen en mocht ik flesjes bier (die ons pap,Wim Lemmen en Wim van Bussel leegdronken) oprapen en kreeg ik daar dan geld voor. Het was ieder jaar een week om naar uit te kijken!.

Sportief gezien heb ik natuurlijk ook daar veel gemaakt:één keer gewonnen en een paar keer tweede. Dan de week daarna met z’n  allen op de fiets naar Nuenen om daar de Toer dur Nuenen te rijden,Lierop tegen Nuenen,Gerwen,Son etc.

Ook deze Toer dur Nuenen heb ik éénmaal gewonnen en werd er een paar keer tweede. Minder waren de valpartijen. Ik kan me de val van Hans van Brussel nog herinneren. Die reed in volle sprint tegen de lantaarnpaal aan en bleef stil liggen. Dat was wel een akelig iets. Maar goed zal niet een van Brussel zijn om daags erna gewoon weer aan de start te staan.

Kortom de Toer dur Lierup heeft ook mijn wielercarrière gemaakt.Ik heb tot mijn 18e gefietst en hoop dat mijn kids (Ravi en Lune) dit later ook willen doen. Want dan zouden de broers ook trots zijn op mijn kids!

Proficiat met deze mijlpaal en complimenten voor al die vrijwilligers!

DE TOERHERINNERING VAN CHANTAL VAN HORIK

Toerherinnering van Chantal Dijstelbloem-van Horik.

Mijn herinneringen aan de Tour dur Lierup…Heb ik zelf wel ooit meegedaan? Kan me er niets van herinneren, maar dat zal vast wel. Als lid van de familie van Horik moest je wel mee doen.

Wat ik me vooral herinner is de drukte voor ons huis in de Lijestraat. Mensen die in en uit liepen voor wat drinken, een pleister enz. En de kinderen die zich bij ons aan de deur kwamen opgeven. De mooiste herinnering is het uitdelen van de rugnummers samen met mijn vriendinnetje Gofrie.

Dit hebben we jaren gedaan en met veel plezier! Kom niet zo vaak meer kijken, maar het blijft wel een geweldig spektakel om te zien.

Een jaar of twaalf geleden deed onze zoon ook een keertje mee. En dat als echt Helmonder!

DE TOERHERINNERING VAN SAVIE VAN HORIK

Toerherinnering van Savié van Horik

Mijn wielercarrière is begonnen, na het deelnemen aan de Toer de Lierop, zoals bij wel meerdere
in het dorp gebeurd is. De eerste deelname en meteen de enige overwinning in de Toer dur Lierup was toen ik 4 jaar oud was geloof ik. Ik kan me er nog maar weinig van herinneren maar dat het leuk was dat is zeker. Ik heb niet voor niets achtereenvolgens elk jaar meegedaan tot 1997. Daarna mocht ik niet meer omdat ik in datzelfde jaar begon met het fietsen van wedstrijden bij de KNWU. Maar ben tijdens de Toer dur Lierup en mede door de wielergekke familie besmet geraakt door het wielervirus. Ik heb vervolgens twaalf jaar nationaal en internationaal de wielersport beoefend en ben daardoor een hele levenservaring rijker.

We gebruiken onder andere analytische cookies om ons websiteverkeer geanonimiseerd te analyseren, zodat we functionaliteit en effectiviteit kunnen aanpassen.
Meer informatie over de verwerkte gegevens kunt u lezen in ons privacybeleid.

[X] Ik ga akkoord met bovengenoemd privacybeleid